Voor aanbestedingen moet ik weleens een CV opstellen in het Europass-formulier. Dat heeft onder andere een tabelletje waarop je kan aangeven hoe goed je een bepaalde taal beheerst. Er zijn drie niveaus: (A) basisgebruiker, (B) onafhankelijk gebruiker en (C) gevorderd gebruiker. Elk niveau heeft twee subniveaus: A1 tot en met C2. Deze niveaus zijn ontwikkeld door de Raad van Europa (Engelse website).

Tekstschrijvers gebruiken deze taalniveaus ook. Ze gebruiken vooral niveau B1 intensief. Het idee daarachter is dat bijna iedereen dit niveau, ‘eenvoudig Nederlands’, begrijpt. Mensen die niet zo taalvaardig zijn haken af bij hogere niveaus en mensen met een sterk ontwikkeld taalgebruik hebben geen bezwaar bij een lager niveau. Niemand heeft een probleem met korte zinnen en eenvoudige woorden. Complexe zinnen met ‘dure’ woorden kunnen ook taalvirtuozen ergernis geven. Er is niks mis met eenvoudig Nederlands. Dus wie voor consumenten of andere losjes gedefinieerde doelgroepen schrijft: B1.
De overheid is ook dol op B1. Op rijksoverheid.nl wordt alleen maar B1 geschreven, tenzij het niet anders kan. De redacteuren van deze site hebben een aantal kenmerken opgesteld van B1-teksten:
- duidelijke titel en tussenkoppen;
- actieve schrijfstijl met voorbeelden;
- eenvoudige woorden die iedereen kent;
- korte en duidelijke zinnen.
Daar kan niemand op tegen zijn. Andere overheidscommunicatie is dan weer wat minder B1 – als u het Staatsblad doorneemt worden uw ogen al snel glazig, welk niveau u ook hebt.
Hoe krijgen ze die B1 (ik vergeef het als u steeds aan Bassie en Adriaan moet denken) structureel goed? Ik citeer: “Voor het schrijven van de teksten kan de redactie gebruik maken van een taaltool. Deze tool meet het gemiddelde taalniveau van een tekst. En geeft aan welke aanpassingen nodig zijn om het gewenste niveau te bereiken.” Met software dus. Voor het Nederlands zijn er een aantal producten die het taalniveau meten en advies geven over verbetering, zoals Klinkende Taal of Texamen. Je voert een tekst in, klikt op ‘controleren’ en je krijgt een beoordeling. Lange, passieve en ingewikkelde zinnen worden onderstreept. Moeilijke woorden worden gemarkeerd. Mijn versie van Klinkende Taal vond de tekst waaruit bovenstaand citaat komt niet geschikt voor B1-niveau: teveel moeilijke woorden, zoals ‘taalniveau’. En op de website zoekeenvoudigewoorden.nl van de makers van Texamen wordt ‘zeehond’ wel goedgekeurd, maar ‘zeepaard’ niet.
Er is wel wat kritiek op het gebruik van de Europese taalniveaus om teksten te controleren. In 2013 schreef communicatieprofessor Jansen dit stuk. Het is nog steeds relevant. Jansen schrijft dat je de niveaus niet één op één kunt vertalen naar hoe goed iemand een bepaalde tekst begrijpt. B1 is betekent namelijk dat de gebruiker “de belangrijkste punten [kan] begrijpen uit duidelijke standaardteksten over vertrouwde zaken die regelmatig voorkomen op het werk, op school en in de vrije tijd” (bron). Dus hoe eenvoudig een tekst ook is, een B1-spreker zal er moeite mee hebben als het onderwerp hem niet vertrouwd is. Volgens Jansen zijn bovendien adviezen als ‘gebruik geen ingewikkelde zinnen’ altijd geldig, daar hoef je geen taalniveaus voor te definiëren. Het etiket B1 op een tekst plakken (of niet) betekent volgens hem dus niets.
Al met al zijn de genoemde taalrichtlijnen heel goed en voor de hand liggend. De controle erop met software lijkt nog een beetje op oudere spellingcontroles: De software doet zeker nuttige dingen, zoals het opsporen van passieve constructies met kunstmatige intelligentie, maar je kunt er zeker niet op blind varen.