
Ik heb in drie landen rechten gestudeerd, dus ik heb me drie keer een juridische taal eigen moeten maken. Juristen gebruiken graag hun eigen taal. Veel begrippen zijn nauwkeurig omschreven in wetgeving of rechtspraak, soms al tweeduizend jaar. Het voordeel is dat juristen over de hele wereld meteen weten wat bedoeld wordt met iets als een actio Pauliana. Het nadeel is dat niet-juristen aanlopen tegen een geheimtaal met onduidelijke gevolgen voor henzelf.
Het is een beetje alsof de dokter tegen je zegt: U hebt ongeconjugeerde hyperbilirubinemie, als ze ook kon zeggen: Maakt u zich geen zorgen, meneer Bouman! Uw advocaat kan zeggen nemo plus iuris ad alium transferre potest quam ipse habet, terwijl hij ook kan zeggen: je kan alleen iets verkopen als het van jou is.
Toch zit er een belangrijk verschil in de voorbeelden hierboven. Sommige juridische uitdrukkingen kunnen makkelijk worden omgetaald naar gewonemensentaal, maar andere niet. In het voorbeeld van nemo plus is de omzetting kort en krachtig. Maar een actio Pauliana is “de mogelijkheid van een schuldeiser om de rechter te vragen een rechtshandeling (zoals iets verkopen of weggeven) van een schuldenaar ongeldig te maken, als die schuldenaar wist (of hoorde te weten) dat hij de schuldeiser ermee zou benadelen.”
Veel korter wordt het niet, als je tenminste de hele betekenis wilt weergeven. Sterker nog, ook met deze uitleg kan een leek nog niets praktisch beginnen. Het is dus de vraag of alle juridische taal zich wel leent voor een omzetting. En het antwoord op die vraag hangt volgens mij af van het doel van de tekst zelf. Als de juridische tekst bedoeld is om iemand te laten weten wat zijn rechten en plichten zijn, dan is het heel belangrijk dat elke lezer begrijpt wat er staat. Maar als het een technische tekst is waarvan de gemiddelde lezer ook na omtaling de zin ontgaat, is het verloren moeite.
Daarom is het voor juridisch tekstschrijven zo belangrijk dat vooraf de doelgroep wordt geanalyseerd; het bespaart alle partijen tijd en geld.
Tot slot nog een pareltje uit de vertaalpraktijk. In mijn werk voor het EU Hof van Justitie moest ik vorig jaar een analyse vertalen naar aanleiding van de volgende vraag van een Spaanse rechter: “Staat artikel 20 VWEU er in de hierboven beschreven situatie daarnaast in elk geval aan in de weg dat de Spaanse Staat automatisch de regeling uit artikel 7 van koninklijk besluit nr. 240/2007 toepast en een familielid van de Unieburger die haar recht van vrij verkeer nooit heeft uitgeoefend het verblijfsrecht weigert op de enkele grond dat de Unieburger niet voldoet aan de in dat artikel vastgelegde vereisten, zonder dat concreet en op individuele basis is onderzocht of er een zodanige afhankelijkheidsverhouding tussen die burger van de Unie en de derdelander bestaat dat de betrokken burger van de Unie bij weigering van het recht van verblijf aan de derdelander, om welke reden dan ook en gelet op de omstandigheden, niet kan worden gescheiden van het familielid van wie zij afhankelijk is en gedwongen zou zijn het grondgebied van de Unie te verlaten?”
Ook dat kan vast simpeler. Maar is het de moeite waard?